woensdag 2 maart 2011

Het blatend journaillekoor

Ongetwijfeld is ook u, lezer, opgevallen hoe de Nederlandse journalist dezer dagen met één stem spreekt over politieke en maatschappelijke ontwikkelingen. Het zal u niet ontgaan zijn dat er nauwelijks dissidente geluiden te horen zijn.
Uit de sociale wetenschappen kennen wij sinds Everett Rogers’ theorie over de diffusie van nieuwe ideeën (1983) het begrip sociale homophilie. Gedeelde attitudes, achtergrond en belangstelling vergroten de overtuigingskracht van onderling uitgewisselde argumenten, zo weten we. Mensen toetsen hun ideeën daarom liefst aan hun peers of aan hen aan wie zij zich sociaal spiegelen – en aarzelen om uit de pas te lopen. Dat vooral laat het vaderlands journaille keer op keer op pijnlijke wijze zien.
Binnen de zo zichzelf bevestigende en versterkende groep worden mensen met afwijkende ideeën niet vertrouwd – die zijn al snel ‘verkeerd’. Festingers theorie over de sociale vergelijking verklaart het daar en dan in werking tredende mechanisme, waardoor homophilie of ‘source similarity’ de overtuigingskracht van argumenten beïnvloedt. Volgens Festinger willen mensen hun attitudes en competenties afmeten aan die van andere mensen. En die neiging wordt des te sterker, als die ander beschouwd wordt als gelijke, omdat, aldus Festinger, de mens er van uitgaat dat gelijkgeaarde mensen gelijkluidende voorkeuren en behoeften hebben. Een ‘source’ voor een bepaalde mening die beschouwd wordt als gelijkend op de aangesprokene wordt daardoor meer vertrouwd dan een bron die als ‘anders’ wordt gezien (Eagley & Chaiken 1993).
Het werk van Festinger kreeg veel navolging. De evenwicht-theorie van Fritz Heider(1958) stelt dat mensen andere mensen aardiger vinden naarmate zij meer overeenkomsten (lijken te) vertonen, omdat dit het zelfbeeld versterkt. Het aantrekkelijke-bronmodel van Kelman (1961) stelt dat ‘ontvangers’ gemakkelijker een boodschap horen van een bron die als gelijkaardig wordt beschouwd. Deze klinken bovendien betrouwbaarder dan die van iemand die niet gelijk is. Overigens ook een van de redenen waarom reclame testimonials van beroemde mensen gebruikt: we hebben het gevoel dat er een band ontstaat tussen ons en de beroemdheid als wij zijn standpunt overnemen. Byrne (1971) formuleerde haar Wet van de Aantrekking, die voorspelt dat de aantrekkingskracht van een individu een lineaire functie is van de mate waarin wij ons in de ander herkennen.
Waarschijnlijk liggen dergelijke wetmatigheden genetisch verankerd in onze evolutionaire ontwikkeling. Alvarez (2005) wees er bijvoorbeeld op dat de gelijkenis qua gezicht de paarvorming bij mensen bevordert: menselijke koppels lijken meer op elkaar dan statistisch te verwachten is. Blijkbaar poogt de mens ook in zijn paringsgedrag zichzelf (d.w.z. zijn eigen fysieke kenmerken)te bevestigen en te doen voortbestaan.

Actieve participatie in een groep bevordert aangepast gedrag, dat wil zeggen aanpassing aan de normen van de groep, opdat men sociale goedkeuring krijgt (Khaled et al. 2006). Die aanpassing versterkt op haar beurt weer de groepsidentiteit en de harmonie.
Afwijking van de groep leidt tot uitstoting. En om die uitstoting te beargumenteren gebruikt de groep methoden als demonisering, ridiculisering en vernedering.
Ziedaar de verklaring voor de statistisch niet verklaarbare fanatieke eendrachtigheid, waarmee het vaderlands journaille de haat tegen PVV-stemmers verspreidt.

Alvarez, L. (2005) Narcissism guides mate selection: humans mate assortatively, as revealed by facial resemblance, following an algorithm of self seeking like. Evolutionary Psychology, 2, pp. 177–194.
Byrne, D. (1971) The Attraction Paradigm. New York: Academic Press.
Chaiken, S., Wood, W., & Eagly, A. H. (1996). Principles of persuasion. In E.T. Higgins and A. Kruglanski (Eds.), Social psychology: Handbook of basic mechanisms and processes. New York: Guilford Press
Festinger, L. (1954) A theory of social comparison processes. Human Relations, 7(2), pp. 117–140.
Heider, f. (1958) The Psychology of Interpersonal Relations. New York: John Wiley.
Kelman, H. (1961) Processes of opinion change. Public Opinion Quarterly, 25, pp. 57–78.
Khaled, R., Barr, P., Noble, J. and Biddle, R. (2006) Investigating social software as persuasive technology, in Proceedings of the First International Conference on Persuasive Technology for Human Well-Being (Persuasive06), Amsterdam.
Rogers, E.M. (1983) Diffusion of Innovations (3rd edn). New York: free Press.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten